×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Brock, Marleen. STUK: een geschiedenis 1977-2015. Lichtervelde: Hannibal, 2015. 303 p.

Bij de publieksuitgave van haar geschiedenis begin 2015 bestond STUK in Leuven 37,5 jaar. Het Kunstencentrum zette zich daarmee zowel binnen als buiten de herdenkingscultuur van de Grote Cultuurhuizen. Na Vooruit (2013), Behoud de Begeerte (2013), Ancienne Belgique (2014) en quasi gelijktijdig met de Beursschouwburg (2015), KunstenfestivaldesArts, en NTGent (2015), brengt ook STUK een prachtig vormgegeven boek dat zowel een neerslag van haar geheugen, een artistieke round-up, als een evaluatie van haar maatschappelijke rol en partnerschappen is. Het getal 37,5 verraadt niet zozeer haar zelfverklaarde rebelse kantje, maar dat een verjaardag niet aan de grondslag ligt van het boek. Wel het doctoraatsonderzoek van auteur Marleen Brock, Kultuur is geen eiland. Kunstencentrum STUK, een geschiedenis 1977-2014 (2011-2014), een coproductie van de KULeuven en STUK. Gezien haar (ontstaans)context, allesbehalve een toevallig partnerschap.

Brock analyseert in drie gelijkwaardige delen hoe het STUdentenCentrum van de KUL evolueert naar een Kunstencentrum en het huidige Huis voor Dans, Beeld en Geluid. De ontstaansgeschiedenis situeert zich volledig in het studentenmilieu van de jaren 1970. Het STUdentenCentrum opent in 1977 op de campus van de Sociale Wetenschappen als cultureel en sociaal trefpunt met kantoren, vergaderlokalen, café en cultureel podium. De studentenstrijd was na het rode decennium 1965-1975 verschoven van het politiek-ideologische veld naar het socio-culturele front. Gedreven door een culturele vernieuwingsdrang programmeerde een team van semi-professionelen alternatieve theater-, film-, video- en muziekproducties met als klap op de vuurpijl Klapstuk, een tweejaarlijks dansfestival. In de voor het Vlaamse theater wonderjaren tachtig gaf het Stuc ruimte en podium aan experimentele theatermakers.

Conform het faseringsmodel uit de managementliteratuur volgt op de opstartperiode, een groeistadium (1987-1997). In deel II kan het Stuc zich consolideren via een erkenning als kunstencentrum. Sterker, het centrum lag mee aan de basis van het Podiumkunstendecreet van 1993. Dat succes werkte paradoxaal genoeg een identiteitscrisis in de hand: men vreesde nivellering, het kunstencentrum als norm in plaats van aanjager. Via een interdisciplinaire programmatie en atelierwerking trachtte het Stuc te bewijzen dat subsidiëring en een structureel personeelskader geen belemmering betekenen voor vernieuwing. Maar het publiek volgde de theoretische diepgang niet. Een tweede effect van de erkenning was de langzame verwijdering van de KUL en haar studenten.

In het derde deel analyseert Brock de heroriëntering en schaalvergroting van het Stuc tot STUK (1997-heden). Op de Arenbergsite verbouwt architect Willem Neutelings een vroeg 20ste eeuws Scheikundig Instituut tot een Huis voor Dans, Beeld en Geluid. De nieuwe locatie verandert opnieuw de relatie met de stad en de universiteit. De eerste vindt zowel via stadsbestuur, citymarketing als publiek toenadering, de tweede relatie wordt afstandelijker maar hartelijker. De lokale context heeft anderzijds ook een impact op STUK: het Openbaar Depot voor de Kunsten, Museum M en Het Depot vervoegen het cultureel landschap en STUK verliest haar monopolie in Leuven.

‘Is de cultuur van Stuc/STUK een eiland of juist niet?’ Dat is de centrale vraag van Brock waarop het antwoord enkel neen kan zijn. Leuven en de context van de podiumkunsten zijn cruciaal voor het ontstaan en de ontwikkeling van STUK. Een derde context die Brock expliciet en in detail bestudeert, is het vertoog van STUK over zichzelf. Het is een slimme methodologische oplossing voor de moeilijkheden die een recente geschiedenis met betrokken protagonisten altijd met zich meebrengt. Brock legt de spanningsvelden keurig bloot in een voor veel publiekshistorische projecten relevante inleiding: zelfreflectie, legitimering, mythevorming, herdenkingen, verjaardagsfeestjes, generatiewerking en -conflicten, … Met deze inleiding waarin niet alleen spanningsvelden en vraagstelling maar ook de situering t.o.v. eerder onderzoek worden geformuleerd, onderscheidt STUK: een geschiedenis zich van de andere cultuurhuisgeschiedenissen. Methodologisch en structureel staat de publicatie als een huis.

Het boek is magnifiek vormgegeven en net als het Vooruitboek het resultaat van de samenwerking van uitgeverij Hannibal met vormgever Pieter Willems. Het beeldmateriaal krijgt de ruimte die het verdient en is meer dan illustratief, sfeerscheppend en indrukwekkend. Zeker wat betreft de artistieke producties zijn ze noodzakelijk. De uitgebreide kunstwetenschappelijke analyse van STUK is geen hapklare koek voor de buitenstaander. De lange stroom aan namen van artiesten en producties wordt nog eens aangevuld met die van allerlei medewerkers. De interviews met de protagonisten zijn functioneel verwerkt in de tekst en Brock onttrekt er kleurrijke citaten aan. Aan talent voor copywriting is er in het kunstencentrum alleszins geen gebrek.

STUK: een geschiedenis is een publieksboek in die zin dat het tot stand kwam op vraag van en in dialoog met de instelling en haar medewerkers. En in die zin dat beeld- en archiefmateriaal niet gereduceerd wordt tot illustratie. Toch schreef Brock in de eerste plaats een degelijke historische analyse. Waar het de meeste jubileumboeken ontbreekt aan perspectief en context, had hier de tekst aan meeslependheid kunnen winnen door toevoeging van anekdotiek. Slechts een achttal korte kaderstukken focussen op het leven in en de beleving van STUK door het publiek en de medewerkers. Daar tegenover staat dat het boek ‘slechts’ één element is in een ruimer feestproject en dat aan die verwachting allicht via andere manieren is tegemoet gekomen. Deze Gentse Vooruit-meid overweegt na lectuur alleszins om STUK toch eens aan te doen.

- Fien Danniau, UGent