×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Mélanie Bost et Chantal Kesteloot, Les commémorations du centenaire de la Première Guerre mondiale. Courrier Hebdomadaire, n° 2235-2236. Bruxelles, CRISP, 2014, 64 p.

Andreas Stynen, ADVN

Sinds enkele decennia wenden historici almaar vaker de blik naar een bijzonder aspect van hun vakdomein: niet het verleden an sich, wel de herinnering aan dat verleden. Inzichten uit sociologische hoek inspireerden geschiedkundigen tot analyses van het collectief geheugen. Een gedeelde opvatting over het verleden werd als een wezenlijke bouwsteen van een gemeenschappelijke identiteit begrepen, en groeide zo onder meer in de historiografie van nationale bewegingen uit tot een centraal begrip.

De eerste moderne herdenking van een ingrijpende historische gebeurtenis wordt op 14 juli 1790 gesitueerd: het Fête de la Fédération in Parijs, ter herinnering aan de bestorming van de Bastille een jaar voordien. In het recente verleden zijn dergelijke rituele manifestaties en verwante praktijken evenwel danig van karakter veranderd. Niet enkel zijn er almaar meer herdenkingen, de relatie tot het herdachte is ook fundamenteel verschillend: anders dan in vorige generaties lijkt het verleden ook echt afgesloten. Deze transformatie van het historische besef vormde de aanleiding tot de notie van de lieux de mémoire, rond 1980 door de Franse historicus Pierre Nora uitgewerkt. Wat hij met zijn invloedrijke theorie wellicht amper vermoedde, was de mate waarin de herdenkingsdrang in de samenleving nog verder zou toenemen. De sinds twee jaar alomtegenwoordige herdenking van een eeuw Groote Oorlog vormt, wellicht voorlopig, het orgelpunt van deze ontwikkeling.

Mélanie Bost en Chantal Kesteloot, beiden aan het CEGESOMA verbonden, wilden niet tot 2018 wachten om de balans op te maken. Dat was een terechte keuze: hun studie over de initiatieven en voornemens van de verschillende Belgische regeringen en parlementen – de agenda van lagere overheden en verenigingen blijft in deze ‘réflexion en chantier’ bewust buiten beeld – is geen opsommend overzicht van plannen, wel een bij tijden kritische analyse van de inzet van het verleden voor actuele behoeften en vertogen.

Een inleidend hoofdstuk schetst de geheugenpolitiek van de Belgische staat. Was de viering van de onafhankelijkheid lang een middel om de cohesie te versterken, dan belandden Noord en Zuid vanaf het Interbellum in toenemende mate op andere sporen. Opeenvolgende staatshervormingen versnelden dit proces: bij de herdenking van een halve eeuw bevrijding in 1994/1995 viel op hoe het enthousiasme én de invulling aan Franstalige en Vlaamse zijde aanzienlijk verschilden. De feestelijkheden rond 175 jaar België in 2005 ontpopten zich bijgevolg als een evenwichtsoefening, waarbij controversiële thema’s zorgvuldig werden vermeden.

Dat honderd jaar Eerste Wereldoorlog zich al helemaal door andere lezingen van het verleden zou kenmerken, viel te verwachten: de impact van de loopgraven op de ontwikkeling van het Vlaamse nationale streven is onmiskenbaar, en een herdenking is een middel bij uitstek om de eigen identiteit te legitimeren. Toch verrast, in het centrale hoofdstuk, de mate waarin de beleidskeuzes verschillen. In een tot navolging strekkende comparatieve aanpak van beide landsdelen blijkt hoe de Vlaamse regering al in 2006 plannen smeedde. Daarmee zette ze een ‘course commémorative’ in die de andere overheden in snelheid pakte. Het opzet was dubbel: de regering mikte op de toeristische uitbouw van de frontstreek en had vooral de uitstraling van de regio in het buitenland op het oog. Kritiek kwam er onder meer uit academische hoek: historici kregen geen plaats in de structuren die werden opgezet om de herdenkingsgolf in goede banen te leiden. Dat was anders in Franstalig België, waar wetenschappers wél betrokken partij waren. Waalse politici toonden zich regelmatig bezorgd over een Vlaams monopolie op 14-18, maar ook hun eigen programma –met nadruk op democratische waarden eerder dan op anti-militarisme – lokte kritiek uit: de Waalse eigenheid bleef goeddeels onder de radar, luidde het wel eens. Het Brussels gewest, dat voor de eerste maal in een grootschalig herinneringsproject stapte, koos ervoor de rol als enige bezette hoofdstad van West-Europa te belichten, terwijl – om begrijpelijke redenen – in Duitstalig België geen officiële initiatieven werden genomen.

Anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk, waar de manifestaties centraal worden aangestuurd, ligt federale coördinatie in België niet voor de hand. Plannen om de coherentie van alle initiatieven te verzekeren, lokten in 2013 een fel parlementair debat uit: vertegenwoordigers van N-VA oordeelden dat het niet aan de federale regering was om zich met cultuur en educatie in te laten. Deze en andere stellingnames doen de auteurs betwijfelen of de partij het romantische nationalisme wel achter zich heeft gelaten. Ook het falen van de prestigieuze Flanders Fields Declaration (een vredesengagement waartoe een vijftigtal naties was uitgenodigd, maar niet de federale of Waalse regeringen) geeft aanleiding tot vraagtekens bij het discours van opeenvolgende Vlaamse regeringen en bij het functioneren van het Belgische staatsbestel.

Behalve de prioriteiten van andere Europese regeringen, komen in het derde hoofdstuk beschouwingen bij de herdenking van de Eerste Wereldoorlog aan bod. Zo wijzen de auteurs erop dat de talloze lokale initiatieven geen nieuw verschijnsel zijn, maar aansluiten bij de beweging van na 1918 om in nagenoeg elke gemeente een gedenkteken op te richten. Ook de individualisering wordt terecht aangestipt: het vernieuwde In Flanders Fields Museum (Ieper) is het opvallendste voorbeeld, maar de tendens tot identificatie met personages uit het verleden is stevig ingeburgerd geraakt, zowel in tentoonstellingen als algemeen in de aandacht voor familiale (oorlogs)geschiedenissen. Bost en Kesteloot werken deze gedachte niet systematisch uit, maar in de herdenkingsgolf toont zich zo eens te meer het primaat van de erfgoedbenadering: de voorkeur van overheden voor tastbaar, herkenbaar erfgoed boven historische reflectie valt niet te ontkennen. Dat historici zich niet altijd in de thans dominante aanpak kunnen vinden maar finaal toch vaak in deze benadering meestappen, is een pertinente opmerking.

- Andreas Stynen