×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Thomas, Adrian, Robert Dussart. Une histoire ouvrière des ACEC de Charleroi (Bruxelles, Editions Aden, 2021), 498 p.

Dirk Luyten, Rijksarchief / Cegesoma

De historiografie van de Belgische vakbeweging wordt beheerst door een merkwaardige paradox. De meest representatieve vakbonden hebben sinds 1947 een sterke institutionele positie in de onderneming met de syndicale delegatie, de ondernemingsraad en het comité voor preventie en bescherming op het werk, maar historisch onderzoek over syndicale militanten in de onderneming is eerder schaars. Historici hebben vooral aandacht gehad voor de georganiseerde vakbeweging : aan verschillende centrales werd, vaak naar aanleiding van een verjaardag een monografie gewijd.

Dit boek, van de hand van ULG-historicus Adrian Thomas focust wel op de bedrijfsmilitant, maar dan wel een die men emblematisch kan noemen. Robert Dussart (1921-2011) was de communistische hoofddélégué van ACEC-Charlerloi, het bedrijf waar hij vijftig jaar werkte. Dussart was ook een enkele jaren Senator voor de Communistische Partij, politiek directeur van Le Drapeau Rouge en tussen 1986 en 1988 voorzitter van de Franstalige vleugel van die partij, voor die aan haar doodstrijd begon, parallel aan de ineenstorting van het ‘reëel bestaande socialisme’.

Deze studie is het resultaat van grondig historisch vakwerk. De auteur heeft uiteenlopende types bronnen gebruikt. Het persoonlijk archief van Dussart en de archieven van de Communistische Partij, van de federatie Charleroi en van de communistische cel bij ACEC vormen de basis. Adrian Thomas maakte ook gebruik van het archief van de Société Générale, dat ACEC controleerde, bewaard in het depot Cuvelier van het Rijksarchief en van ACEC-archief bewaard in Bois du Cazier. Dit leverde heel wat interessante informatie op over de patronale anti-communistische strategieën; als het ware een ‘bijvangst’ van het boek. Verder werden interviews gebruikt en audio-visueel materiaal dat verslag doet van het publieke optreden van Dussart. Een bijzondere vermelding verdient de pers, waar heel vaak een beroep wordt op gedaan, in de eerste plaats het syndicale bedrijfsblad Dynamo, de spreekbuis van Dussart. Tegelijk wordt systematisch geput uit de patronale en rechtse pers, waarbij de uitgesproken conservatief-katholieke katholieke Le Rappel een interessante bron bleek. Adrian Thomas is niet de eerste historicus die de figuur van Dussart voor het voetlicht bracht; Rik Hemmerijckx deed dat al in 1997 in Brood en Rozen, maar Adrian Thomas integreert deze relevante literatuur over de syndicale geschiedenis, zowel in het Frans als in het Nederlands. Hij besteedt ook de nodige aandacht aan de andere vestigingen van ACEC in Gent en in Ruisbroek, waar communistische syndicale militanten ook een stevige voet aan de grond hadden.

Dit grondige onderzoek resulteert in een boeiende overwegend syndicaal-politieke biografie van Dussart, die is opgebouwd vanuit de communistische bedrijfscel, waarin het syndicale en het politieke als het ware samenvloeiden. Het communistische engagement van Dussart had, zo toont de auteur goed aan, een uitgesproken internationale component, die de bredere achtergrond van het verhaal vormt. De internationale evolutie van de Koude Oorlog, de politiek-economische positie van de socialistische landen en breder, de contestatie van het kapitalisme krijgen veel aandacht. Ook de persoonlijke relatie van Dussart met landen uit het Oostblok is deel van dit internationale verhaal. Dussart genoot medische verzorging in de DDR, in het gerenommeerde Charité-ziekenhuis en bracht net zoals andere vooraanstaande communisten zijn vakanties vaak door in de USSR of in een land van het Oostblok.

In Dussarts syndicalisme namen stakingen een belangrijke plaats in, vooral de staking van 60-61 en de lange staking bij ACEC-Charleroi in 1979 om de 36-urenweek af te dwingen, iets waar Dussart ook in slaagde. De ABVV-er Dussart had een vrij goede relatie met het ACV, ook in de vroege jaren 1980 toen het ACV in tegenstelling tot het ABVV de politiek van de rooms-blauwe coalities in die periode steunde. Sociale conflicten worden met veel oog voor detail beschreven en, zoals al aangestipt, komt ook de reactie van de patroon en van de pers die Dussart niet gunstig gezind was ruim aan bod.

Het boek heeft niet alleen oog voor de gloriedagen, maar beschrijft ook de neergang van ACEC- Charleroi in de jaren 1980. Het bedrijf werd onder impuls van de Société Générale gefilialiseerd en hield daardoor op een groot syndicaal bastion te zijn. Adrian Thomas wijst hierbij op de impact van regelingen als brugpensioen, die zorgden voor een verjonging van het personeelsbestand, dat meteen een ander profiel kreeg. Er werden relatief meer hooggeschoolden aangetrokken (ingenieurs) die niet noodzakelijk in een familiale context syndicaal gesocialiseerd werden. Dat was voordien wel het geval : recrutering gebeurde vaak ‘van vader op zoon’, zo blijkt. Zou dit de facto closed-shop systeem niet mee kunnen verklaren waarom ACEC zo lang een syndicaal bastion kon blijven? Adrian Thomas beschrijft in detail (soms misschien iets teveel) de wederwaardigheden van Dussart als syndicaal leider, maar een echte verklaring voor zijn opgang in het syndicaal apparaat van ACEC wordt niet gegeven. Die kan niet worden gevonden in de rol van de Communistische Partij, want die bleek niet echt een syndicale strategie te hebben. Dussart kreeg op sommige momenten wel de steun van Pierre Joye om de strategie van de Société Générale beter te begrijpen en er adequater te kunnen op reageren, maar van een syndicale politiek of van een systematische ondersteuning en analyse van de syndicale strategie vanuit de partij was niet echt sprake.

Niettegenstaande de brede internationale inbedding van het verhaal blijft de lezer soms toch met het gevoel achter een vrij lokale studie gelezen te hebben van een bedrijf in een -weliswaar belangrijke- industriële regio. De bredere context van de actie van Dussart blijft wat buiten beeld. Dat begint al bij de precieze analyse van de organen waarin Dussart actief was. De syndicale delegatie is een conventioneel orgaan, maar hoe die precies georganiseerd was en hoe ze werd aangeduid wordt niet echt uitgelegd. Bovendien was Dussart niet alleen syndicaal afgevaardigde, maar ook lid van de ondernemingsraad, een combinatie die heel vaak voorkwam/komt maar het precieze onderscheid wordt niet altijd gemaakt. Verder wordt niet ingegaan op de betekenis van het lidmaatschap van de ondernemingsraad, dat Dussart toch toegang gaf tot economisch-financiële informatie. Wat hij daarmee deed en of hij dat op een andere manier inzette in zijn syndicale strategie komen we niet te weten. Behalve bij een aantal grote conflicten zoals de arbeidsduurvermindering is ook niet duidelijk of Dussart in zijn eisenstrijd specifieke accenten legde : hij lijkt een nogal ‘klassiek’ syndicalist te zijn geweest wat de inhoudelijke focus betreft.
Daarover oordelen is moeilijk omdat de bredede context wat onderbelicht blijft, bijvoorbeeld wat de Centrale der Metaalbewerkers betreft. De Centrale komt aan bod wanneer het gaat om het verwerven van bestuursfuncties, maar haar inhoudelijke rol krijgt weinig aandacht. Toch een sprekend detail in dit verband : Dussart gaf niet hoog op van de syndicale vorming die in Melreux werd verstrekt, hoewel die in de periode toch wel afweek van het mainstream syndicalisme en open stond voor het marxisme. Dussart omschreef het als ‘leren zwemmen op een stoel’. Heeft dit de te maken met Dussarts beperkte interesse in theorie die de auteur vermeldt of is het eerder een soort ‘superioriteitsgevoel’ van de sterke délégué ten aanzien van de Centrale? De lezer krijgt bijwijlen de indruk dat Dussart een soort ‘bedrijfssyndicalisme’ vertegenwoordigde en er niet goed in slaagde om de band te leggen met de andere vestigingen van ACEC. Dat is een verkeerde indruk, niet alleen omdat Dussart voor andere bedrijven als rolmodel functioneerde maar ook omdat zijn grote successen niet kaderden in sectorale maar net in interprofessionele mobilisaties zoals de staking van 60-61 en de door het ABVV onder leiding van Georges Debunne - die een veel linkser profiel had dan zijn voorganger Louis Major - naar voor geschoven campagne voor de 36-urenweek als antwoord op crisis en werkloosheid. Het is precies rond die eisen dat Dussart mobiliseerde en hier kunnen we misschien spreken over een communistische specificiteit. Zoals Dussart zelf aangaf plaatste hij zich niet buiten maar in de linkerbuitenbaan van het ABVV-programma en haalde hij als het ware het maximum uit het communistische engagement binnen het ABVV.

Dussart evolueerde meer en meer in de richting van het Waals regionalisme en steunde José Happart tot die de overstap maakte naar de PS, een partij waar Dussart ver van weg bleef. Renards programma van anti-kapitalistische structuurhervormingen, dat als het ware de ‘infrastructuur’ vormde van het Waals regionalisme heeft op Dussart dan weer een eerder beperkte invloed uitgeoefend. Bij de mobilisatie voor de staking van 60-61 speelde het nauwelijks een rol, wat toch merkwaardig mag worden genoemd : Alain Meynen toonde het belang ervan aan voor de ‘grote staking’. De idee achter de structuurhervormingen, verscheen weliswaar in een impliciete vorm bij de ontmanteling van ACEC als onderdeel van een veranderende industriële strategie van de Société Générale, waarbij Dussart de holding met de vinger wees als verantwoordelijke voor de creatie van een sociale crisis. Dussart ging zich toen met de hulp van communistische experts verdiepen in de plannen van de holding, maar op een moment dat die op haar retour was. Paradoxaal genoeg was het contesteren van de macht van het Belgische holdingkapitaal niet de hoeksteen geweest van de communistische cel, maar had die zich sterk gefocust op de directe eisensstrijd, die weliswaar een meer radicale invulling kreeg en lag daarmee toch nog enigszins in lijn met de hoofdstroom van het Belgisch reformistisch syndicalisme.

- Luyten, Dirk