×

Foutmelding

  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 797 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Warning: Illegal string offset 'header' in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).
  • Notice: Array to string conversion in bvng_publicatie_header_view() (regel 807 van /home/spinternet.be/users/contemporanea/public_html/sites/all/modules/custom/akapivo/bvng/bvng.module).

Charles Jaumotte et René Noël. 50 ans d’histoire universitaire à Namur. Des Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix à l’Université de Namur 1965-2015. Namur: Presses universitaires de Namur, 2016.

Fien Danniau, UGent

“L’institution qui n’a pas de passé n’a pas d’avenir.” Met dit citaat van Winston Churchill in hun voorwoord vatten de Charles Jaumotte en René Noël waarom een universiteit de drang voelt haar verleden op te tekenen. Het boek komt niet toevallig op het moment dat de Facultés universitaires Notre-Dame de la Paix (FUNDP) zichzelf noodgedwongen herpositioneren als Université de Namur (UNamur, 2013) in een snel veranderend onderwijslandschap en na het afspringen van de fusie van de Belgische katholieke universiteiten. Deze 50-jarige geschiedenis start waar de vorige geschiedschrijver de pen neerlegde, in 1965, tevens het jaar van de wet op de Universitaire Expansie die de Naamse faculteiten promoveerde tot een academische instelling die licenties en doctoraten kon verlenen.

De auteurs-emeriti identificeren zich volledig en expliciet met de instelling waar ze sinds de jaren 1970 aan verbonden zijn. Econoom en jurist Charles Jaumotte was dertig jaar lang (1973 tot 2002) ‘Administrateur délégué’, academisch beheerder zeg maar, van FUNDP. Dat maakt van hem de enige permanente bestuurder in het triumviraat van de Directie van de universiteit, naast de opeenvolgende rectoren en vice-rectoren. Co-auteur en mediëvist René Noël was behalve decaan van de faculteit Wijsbegeerte & Letteren jarenlang lid van Raad van Bestuur van de FUND en directeur van de bibliotheek Moretus-Plantin. Hun eigen 40-jarige geschiedenis aan de FUND maken van Jaumotte en Noël in de eerste plaats ‘acteurs essentiels’ van de universiteitsgeschiedenis. Helaas zijn de protagonisten van het verleden maar zelden goede geschiedschrijvers.

Dat dit een institutionele benadering van de universiteitsgeschiedenis is, wordt geïllustreerd door nog voor aanvang van het eerste deel (over het bestuur en beheer van de universiteit) een oplijsting te maken van alle bestuursorganen van de universiteit, hun evoluerende takenpakketten en hun samenstelling. Daaruit blijkt duidelijk de verstrengeling van het universiteitsbestuur met de Sociëteit van Jezus wat helaas doorheen het boek een gegeven is in plaats van een intrigerend onderwerp. In het eerste deel, ‘Les arcanes d’une université en croissante rapide’ passeren achtereenvolgens de financiering, de centrale administraties, de expansie van de campus en het patrimonium. Jaumette reconstrueert de geldstromen naar, en binnen de universiteit en schuwt daartoe de boekhoudkundige schema’s en decretale teksten niet. Onder het mum van objectiviteit en openheid reconstrueert de auteur de idee van de Académie universitaire Louvain en het fusieproject van de katholieke academische onderwijsinstellingen en de rol die de FUNDP speelde in het afspringen van de ‘absorptie’. Hij doet dat zodanig diplomatisch en met behulp van anonieme bronnen dat het voor de buitenstaander toch wat cryptisch aandoet. In zijn expliciete kritiek op de onderwijshervormingen van de Franstalige gemeenschapsregering, en het gebrek aan financiering daarvoor, lezen we dan weer Jaumette’s zelfzekerheid als ervaren academisch beheerder en boekhouder.

In deel twee neemt Noël de pen over voor een historisch overzicht van ‘L’essor’ van de faculteiten en departementen. Het is een rigoureus overzicht van het onderwijs en onderzoek aan departementen, onderzoeksgroepen en onderzoekslijnen, het resultaat van een weinig benijdenswaardig huzarenwerk. De ontwikkeling van de faculteit Informatica in het bijzonder geeft uitzonderlijk inzicht in de impact van nieuwe technologie en de ontwikkeling van een discipline. Het ordenend principe van het onderzoeksoverzicht per faculteit is veelal het professorenkorps dat de verschillende vakgroepen bezet. Toch worden onder het mum van objectiviteit geen namen genoemd van nog levende onderzoekers. Gezien de zeer uitgebreide beschrijving per persoon, tot en met hun doctoraatsonderzoek, aanstellingsjaar en de onderzoeksgroepen en -centra die ze vormen, is dat een absurditeit eerste klas. Iedereen wéét over wie het gaat – of kan het opzoeken – en zelfs mocht de opsomming niet exhaustief zijn, zijn er zeker wel selectiecriteria te verantwoorden. Anonimiteit en objectiviteit zijn in de geschiedschrijving helemaal geen synoniemen.

Deel drie over de studenten van de FUND kondigt veelbelovend een pauze aan in de tot dusver institutionele benadering van het boek, met een hoofdstuk over de mentaliteit van de studenten van de UNamur. Het blijkt een overname te zijn van de beschouwingen van wiskundeprofessor Père M. Rémon, die op basis van gezagsargumenten als enige een stem en pen krijgt over de kwestie. Niet verwonderlijk staat het bol van boutades en veralgemeningen en zelfs een verwijzing naar de homoseksuele ‘fase’ van de student in zijn zoektocht naar hun seksuele identiteit. Vervolgens gaat Jaumotte verder met een overzicht van de centrale onderwijs- en ondersteunende diensten voor studenten. Intrigerend is het onderwerp van de pastorale diensten aan de universiteit, de impact van de laïcisering – er is niet langer een sacramentele dienst aan het begin van het academiejaar! – en de spanning tussen ongelovige Belgische studenten en praktiserende buitenlandse studenten aan de UNamur. Trouw aan haar instelling eindigen de auteurs met een overzicht van de verschillende inter- en parafacultaire diensten zoals het talencentrum, de dienst informatica en de universiteitsbibliotheek Moretus Plantin.

50 ans d’histoire universitaire à Namur is niet vraagstellend, houdt geen rekening met externe of interne contexten, geeft geen bibliografie en nauwelijks een kritisch apparaat. Men vraagt zich toch af waar de eigentijdse historici van de UNamur bij de totstandkoming van dit boek zijn gebleven. Het niet helemaal fair dit verhaal van de protagonisten aan de standaarden van professioneel historisch werk af te meten. Hier schrijven bestuurders van de universiteit aan een soort verslag van 50 jaar FUND in de beleidstaal waarin ze gespekt en gemazeld zijn en die in de eerste plaats de geschiedenis hoe ze is gelopen verantwoordt. Het is doorheen het boek overduidelijk dat Jaumotte worstelt met zijn eigen positie en perspectief in deze geschiedschrijving. Het resulteert in een amalgaan van teksttypes: beschrijvingen, lijstjes, punctuele overzichten, statuten, schema’s, annexen, eigen en andere herinneringen die soms cursief, soms geparafraseerd genoteerd worden. De eigen objectiviteitsclaim ten spijt, eist Jaumotte het recht op om beschouwingen en advies te geven en zijn positie als bevoorrechte getuige (bijvoorbeeld in relatie tot de opeenvolgende rectoren) uit te spelen. Of de geschiedenis geopenbaard wordt zoals hij meermaals suggereert, is behalve voor een insider gewoonweg niet te detecteren of beoordelen. Professioneel historicus Noël laat zich veel minder vangen in deze geschiedenis- en herinneringsdrang. Het detail waarmee hij ‘de vlucht van’ de facultaire departementen heeft gereconstrueerd, zal toekomstig historici ongetwijfeld nog tot nut strekken. Zijn betrokkenheid bij de universiteitsbibliotheek vertaalt zich (onbewust?) in een van de enige interessante passages uit het boek. Betrokkenheid en engagement staan goede geschiedschrijving immers niet in de weg. Net zoals anonimiteit en zakelijkheid er geen garantie voor zijn.

50 ans d’histoire universitaire à Namur benadert universiteitsgeschiedenis top-down, als een (schijnbaar) zakelijke en interne vooruitgangsgeschiedenis zoals dat gebruikelijk was in de tweede helft van de twintigste eeuw. Dat het anders kan bewezen universiteitshistorici zoals Mantels met Gent: een geschiedenis van universiteit en stad 1817-1940 (2013), Van Berkel met Universiteit van het Noorden, vier eeuwen academisch leven in Groningen (2014), Vanden Borre met Toga’s voor ’t Hoge en in oktober 2017 Deneckere met Uit de ivoren toren. 200 jaar universiteit Gent. De geschiedenis die hier voorligt geeft geen antwoorden op de vraag hoe de FUND zich verhoudt tot de stad die haar huisvest; over de economische rol de universiteit en scholingsgraad in het algemeen (niet) spelen in Wallonië; hoe de relatie van de FUNDP met de jezuïeten en religie evolueert in een laïciserende maatschappij; enzovoort. Deze vragen zouden de universiteit erkennen als de stedelijke, culturele, sociale, economische, ook wel politieke maar vooral menselijk actor in de maatschappij die ze is en het debat openen over de rol van de universiteit en haar gemeenschap vandaag en morgen. Zo wordt het verleden veel meer dan een legitimatie van de huidige instelling.

- Fien Danniau